Sjef ten Berge schreef:
Na een heldere nacht stonden we deze laatste week van mei bijna kou te ervaren op de Lekdijk. Toch maar wel even luisteren en kijken naar de waterlinieversterking aan de voet van de dijk met z’n bomen en struwelen. Winterkoningen zanglijster, vinken en altijd wel ergens een kraai of kauw. We dalen af naar de uiterwaard. Een scherpe blik bij deze afdaling op de uiterwaard rechts. We hebben geluk. Man en vrouw roodborsttapuit zijn omhoog en omlaag voedsel aan het vergaren. Bloeiende (akker)distels zijn prima uitkijkposten. Boven ons arriveert een wolkje putters in de wilg terwijl de tjiftjaffen en fitissen inmiddels ook op zang komen. Op een kort gegraasd metertje gras sjokt ’n kauw en de zanglijster domineert nog steeds. We houden een kwartier stand want, visdiefjes, zwartkoppen, en vooral een bosrietzanger lokt ons het hoge gras tussen de meidoorns in. Daar zijn z’n imitaties beter te volgen.
We ronden de bocht van het fortwater. Twee ijsvogels met hun schrille roep trekken blauwe strepen heen en weer terug en weer heen. Schouwspel. We gaan even bij het kleine boomgaardje kijken. Geen grauwe vliegenvanger daar, maar wel een gekraagde roodstaart in de aanpalende knotwilgen. Intussen vallen de grasmussen, althans hun ijver om te zingen tegen. Hooguit twee zijn er op dit moment in het uiterwaardgebeuren achter ons te horen. Als we na vijf minuten het boomgaardje vaarwel zeggen is dat een hele opluchting voor het onzichtbare koekoekvrouwtje. Ze roept luid haar hinnikende roep. Daar heeft de bekende klok nog nooit van gehoord en sommigen van ons horen hem ook voor het eerst. Zwijzgaam is daarentegen de jagende bruine kiekendief man langs de rivier, die geen weet heeft van de zes koolmeesjes, die trillend viermeter hoog in een wilg op voer zitten te wachten.
Uiteindelijk na vijf tuinfluiters arriveren we in het werkgebied van de bevers. Ziet er slordig uit met links en rechts gevelde stammetjes. Meer een speeltuin voor jonge bevers. Misschien kun je ze hier ook wat vrijer laten. De tijd zal het leren. Terwijl de krak roepjes van de krakeend onopvallend overal te horen zijn vinden we ineens waar we naar op zoek waren hier: de krooneend. Drie mannetjes, één vrouw en één pul. Langs een grasoever loopt nog iets kleins. Dat blijkt geen verdwaalde pul maar een fouragerende kleine plevier. De verdere drukte op de plas heeft het uiterlijk van bergeend, slobeend, kuifeend of wilde eend. Ergens moet nog een verscholen lepelaar zitten, maar we kunnen niet alles overzien.
Terwijl de talrijke tureluurs en enkele grutto’s ijverig lopen te prikken komen er nog wat huiszwaluwen modder verzamelen voor hun nestbouw. Boerenzwaluwen zie je hier weinig op dit moment. Ze hangen meer rond en boven het dorp. De wolken zijn allengs donkerder geworden en het begint voorzichtig te regenen. Dat is het sein voor de terugweg. Als ook de jagende gierzwaluwen intussen vlak over de watervlaktes gaan scheren doen we er nog een stapje bovenop.