Sjef ten Berge schreef:
Ons vertrek in Driebergen was ook direct het startsein voor een reeks buien die langs de auto afgleden..
We zaten er niet zo mee, dachten we, want we gingen behoorlijk naar zuidwest, waar het vaker droog is dan landinwaarts.
Het paar grote zaagbekken langs de Stellendamse havendam en het cohort krakeenden ter plaatse waren omgeven met een, gelukkig, doorzichtig regengordijn. Klein ongemakje dat we namen want buitendijks was het bij laagwater één grote prikkende en soms duttende verzameling van steltlopers. Slaperige zilverplevieren en een rosse grutto als piketpaaltjes op het slik werden omringd door een feestje van rennende tureluurs en bonte strandlopers. De wulpen hadden een ander contract. Samen met de scholeksters verzorgden ze de jodelroep en het tussendoor kepieten. Een langgerekte club kluten stond alleen maar ver weg in het ondiep. Toen op ruim een kilometer minstens zeven bruine kiekendieven boven het riet van Kwade Hoek hun ochtendoefeningen deden stonden we toch even te shaken. Zo betrap je niet vaak de uitgeslapen natuur. We gingen weg met een blik achterom naar een dodaars die de brede havenmond uitzwom. We benijdden ‘m een beetje want hij had geen ruitenwissers nodig.
De werkhaven van de Brouwersdam deden we vanuit de auto en voorbij de grote zandbank liepen paarse strandlopers ons bijna voor de wielen. Altijd ook scholeksters en kokmeeuwen en in de golven middelste zaagbekken, brilduikers en enkele eiders. Ze hebben elk hun eigen versie van hoekige koppen.
De spuisluis spuide en de aalscholvers zagen het. De grijze zeehond was erg op z’n gemak. We vermoeden dat het een moeder met kind was. Leuk om die natte spitse koppen in de regen te zien. Misschien dachten zij dat ook wel van ons. Het meest actief was de grote stern die maar lussen vloog in de buurt van de uitstroom en zelfs éénmaal een steile speerduik liet zien. Aan dat winterkleed van hem moesten we even wennen. Hij oogt evengoed veel witter dan de meeuwen.
Verder Schouwen over naar het westelijke deel van de Prunje. Via de Slikweg, vlak langs moeras, hadden we plots op dertig meter naast een rietzoompje twee fouragerende grutto’s. Ogen uitwrijven dus en nog maar even goed kijken. Daar vlogen ze weg. Zwarte staartband.
Bij de zijweg naar de Viswinkel betrapten we drie dodaarzen en verrasten een sperwer, die daardoor z’n eigen verrassing wel kon vergeten. Na drie stops en fotosessies gaf hij z’n jacht op.
Na een te lang, maar wel aangenaam verblijf in de Heerenkeeet, was met pijlstaarten, wintertalingen, slobeenden en nonnetjes het verschijnsel eend aardig aangevuld. Een paar lepelaars en een zwarte ruiter profiteerden van de kwel in deze inlagen.
Het begin van de Zwaardweg was met z’n weiland en slikplasjes bespikkeld met ijverige kieviten en goudplevieren. In de slikplasjes was het een komen en gaan van groepjes bonte strandlopers en soms wat bontbekplevieren. Het was de tijd van Hoogwater en deze vluchtplaats ligt aantrekkelijk. De grootste verrassing kwam van een mislukt aardappelveld. De aardappels konden door de najaarsregens niet bijtijds uit de grond gehaald worden. De vorst erover en nu een tafeltje-dekje voor 71 kleine zwanen en ruim 500 rietganzen. Vanaf de Papeweg konden we zien hoe hier een alternatieve braaklegregeling gans en zwaan door de winter hielp. Ook de vele regen van deze zondag, waarvan wij dachten dat die ons benadeelde zou bij nader inzien toch wel eens van voordeel geweest kunnen zijn. Weinig menselijke beweging in het land betekent evenzoveel rust voor pleisterende of fouragerende wintergasten.
Terug via de Grevelingendam en Hellegatsplein kregen we uit een ooghoek nog een glimp mee van de flamingo’s bij de Noordplaten van de Grevelingen. Dat was mooi meegenomen en het kon er nog net bij op onze blije wolk na zo’n rijke vogeldag.