Guus Peterse schreef:
Een klassiek verhaal eindigt natuurlijk met zijn hoogtepunt, de climax, de apotheose. Wij deden het omgekeerd: wij begonnen met het hoogtepunt. Even voor negen uur waren we op Texel aangeland en daarna waren we meteen naar de Muyweg gereden, waar ons hopelijk de morinellen zouden wachten. En waar ons inderdaad de morinellen wachtten. Morinellen in overvloed. Nooit eerder zag ik er zoveel bij elkaar en nooit eerder zag ik ze mooier dan deze ochtend. Al meteen zagen we een groepje van negen prachtig dicht langs de weg. Net te vlug gingen die er vandoor maar daarna ontdekten we er steeds meer op de kale akker. Alles bij elkaar telden we er zeker dertig. Sommige ook weer tamelijk dicht langs de weg. En wat ook telde: het was nog betrekkelijk vroeg en dus betrekkelijk koel, dus nog niet die trillende lucht die het kijken naar morinelplevieren op Texel vaak zo frustrerend maakt. Nee, onbelemmerd konden we genieten, vooral van de vrouwtjes die bij morinelplevier het meest bezienswaardige geslacht zijn. Ze waren een lust voor het oog.
Het was een geweldig begin van de excursie naar Texel met afdeling Utrecht stad van vogelwacht Utrecht. Daarna kon het alleen maar minder worden. En dat werd het ook. Maar dat konden we hebben, na zo’n begin. Texel in mei is natuurlijk altijd een feest. Alleen al om de spectaculaire kleden die soorten als kanoet, rosse grutto, zilverplevier en steenloper dezer dagen dragen. Zo zien we ze in Nederland maar betrekkelijk kort: als ze eindelijk helemaal op kleur zijn, zijn ze al bijna weer vertrokken naar het noorden. Maar vandaag hebben we volop van ze kunnen genieten en alleen dat al maakt een dagje Texel in mei de moeite waard. Net als de noordse en de dwergsterns in Nieuw Buitenheim en bij de Volharding, en de duizenden grote sterns in het Wagejot: een lust voor het oog, ook al.
We zagen ook nog langs de Schorreweg een verre zwarte rotgans waar niet iedereen van overtuigd was, en later in de Ottersaat eentje die wel ieders goedkeuring kon wegdragen. Die zat ook wel heel mooi dichtbij. Op de dijk bij de Volharding, spiedend naar rosse grutto’s en een paar bonte strandlopers en kanoeten die zich hadden verzameld op de hoogwatervluchtplaats, werden we verrast door een paar korte roepjes van, ja, van wat eigenlijk? Als musachtig getsjilp klonk het maar toch anders en bijna onmiddellijk viel het kwartje: grote pieper. Een goede vondst hoor, al kregen we de vogel niet in beeld.
Jammer was alleen dat het met draaihals niet zo wilde lukken. Althans, voor het grootste deel van de groep. Eén auto had onderweg het geluk zomaar een draaihals in de smiezen te krijgen die voor de andere auto’s onzichtbaar bleef. Maar de draaihals van de dag moest natuurlijk die van de Bleekersvallei worden. Toen we, op het moment dat we stonden te speuren in Utopia (we hadden net een of drie witbuikrotganzen in beeld), het bericht doorkregen van een draaihals aldaar, gauw die kant op gegaan. In de Bleekersvallei waren we echter net te laat, misschien was het oponthoud van de draaihals onderweg daar wel debet aan: vogel was helaas uit beeld en werd tijdens onze aanwezigheid niet meer teruggezien. Ach, het vergeefs wachten op draaihals werd aanzienlijk veraangenaamd door een tapuit, een paapje, een rondzwervende man blauwe kiekendief en een prachtige smelleken over ons heen naar noord. Waarmee maar weer eens is aangetoond: je vindt dan wel lang niet altijd wat je zoekt, maar vaak vind je wel iets anders dat je niet zocht. Je zou daar natuurlijk een wijze levensles in kunnen zien, maar daar waag ik me liever niet aan.