Arkemheen – 14 oktober 2017

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Pijlstaarten

Onder een hoge mistdeken c.q laaghangend wolkendek hadden we ondanks dat ruim zicht toen we om half negen het polderasfalt opreden. Het nog wat grauwe licht verhulde veel maar dat deerde ons niet want bij de eerste zoekstop om een groepje nabije kieviten te bekijken kwamen van achter ons goudplevieren de open plekken tussen de kieften invullen. Als steelse studenten, die te laat een collegezaal binnenkomen en niet gezien willen worden, streken ze neer. Even later en wat verderop, ook van achter ons aanvliegend deed een groepje watersnippen een zelfde truc. Zij verstopten zich in lange twintig centimeter diepe trekkersporen. Dat soort spelletjes was wel aan ons besteed en we tuurden tot we we er genoeg van hadden.
We schoven in colonne verder westwaards tot een vrouw bruine kiekendief, op een paaltje notabene, en vlakbij een buizerd of twee ook op een paaltje ons tot een stop brachten om dat luie tafereel eens nader te bekijken. Het licht was intussen zoveel beter dat vierhonderd meter noordwaarts kijken voldoende beeld gaf om iets interessants te zien. En dat was er. Half achter een oeverbegroeiïng zat een slechtvalk te plukken. Elke pluk liet wat vrije veertjes waaien. Na een minuut of tien was de honger gestild en vertrok de valk. Toen bleken buizerd en kiekendief gewoon op hun beurt te hebben zitten wachten. Dat het ruzie werd laat zich raden. Maar er ontstond wel een soort maaltijd waar beide van profiteerden. Uiteindelijk waren zwarte kraaien de hekkensluiters.
Intussen begon de zon zo door het dunne wolkendek te prikken dat er een heel bijzonder licht over het landschap lag. Alsof het licht van de zon een beetje water uit de wolken meegenomen had en nu besluiteloos licht en nat tussen ons en de dijk verderop hing. In dat licht viel het kleine groepje kemphanen in de verte tussen de kieviten bij het gemaal op door hun grijze uiterlijk. Ze deden braaf meer met de groepsonrust die er heerste zodat we mooi de tekening van de bovenvleugel konden zien. Het mooie licht gaf de blonde kuif van een tweede vrouwtje bruine kiekendief iets karikaturaals en hilarisch.
Het land rond het gemaal begon al een beetje te versmienten, alleen daaraan al was de aankomende winter te raden. Hun monopolie op de weiden was nog niet absoluut. Op zeer bescheiden schaal zat er ook wel eens een krak- , slob, of wilde eend tussen. In het wedstrijdgrazen kunnen alleen de meerkoeten zich een beetje meten met hun fluitende concurrenten.
Voor gemakkelijke pijlstaarten is het beter naar de monding van de Schuitenbeek te verkassen. Tussen de legioenen duikeenden op het Nuldernauw vallen deze grondeleenden bovendien gemakkelijker op. De enige grote zaagbek, die we tegenkwamen was zo haastig gearrivverd dat hij nog half in eclipskleed zat. Het handjevol brilduikers was al volledig winters uitgedost.
De meeste aandacht ging uit naar de twee ringsnaveleenden. Voor we die als zodanig ingeboekt hadden moesten we wel hun zwart/witte onderstaartdelen, bles en vage ring geconstateerd hebben, wat door hun verstoppertje spelen achter de blokkendam niet meeviel. We hadden geen scherpschutter fotograaf bij ons om later nog eens uit te zoeken of we een gefopte hybride voor ogen hadden gehad. Dus hielden we het maar op ringsnavel.
Langs onze eindroute stapten in halfhoog gras flinke aantallen wulpen met soms hele kleine bewegende bolletjes ertussen. Die bolletjes waren de koppen van goudplevieren, die verder niet opvielen omdat het gras te hoog was. Dat was een klein groepje luilakken, want de hoofdmacht van duizenden exemplaren vulde de inmiddels blauwe ruimte boven Arkemheen. Die wolken waren nog lang te volgen in de achteruitkijkspiegels.

Za 14 – 10 – 2017  8.00 – 13.00u  Doorn
Temp: 14  → 20 °C   Wind ~ 2  →  3 Bft ZZw  Bew: hoge mist  →   ¼  Zon na ca 10.00 uur