Sjef ten Berge schreef:
Door wisselende weerberichten die in drie dagen veranderden van regenachtig en Beaufort 3, via grijzige luchten naar af en toe zon, gingen we met enige reserve op pad. Die reserve verdween snel toen het oranje-gele ochtendgloren een lichtwazig en windstil Nuldernauw onthulde. De enige rimpelingen in water en atmosfeer kwamen tot stand door gepeddel en gefluit van smienten. De zeven andere eendensoorten lummelden er bedaard tussen door met af en toe het ontevreden kràk- roepje van de krakeend. De witte vlekken van mannetjes brilduikers in de verte kregen in dit licht een bijna lenteachtige heftigheid.Het totale wit in dit tableau was van knobbelzwaan en grote zilverreiger.
Op naar de kijkhut.
De vlakke beklinkerde zanddam van de delta raakt steeds geniepiger voorzien van valkuilen. Het resistente konijnendom ter plaatse weert zich geducht. De kleine zwanen, die we er niet zagen, zullen wel ergens op een kerkepad gelopen hebben. Wintertalingen, pijlstaarten, futen , blauwe reigers en heel erg ver de witgatjes zaten anders dan deze Siberische schoonheden in drommen of solo in de ondiepe delta. Eén van de witgatjes was behulpzaam en kwam met z’n zwarte ondervleugels over de hut in een zandslikje er achter zitten. Daar bewogen, bijna niet te zien door hun schutkleur, schnabbelende vrouwtjesvinken en was er op enig moment ook een waterral zichtbaar. De waterral is kampioen rampgeluiden, maar de expressie van dit exemplaar was zo krachtig dat zelfs de meest koele kikker verstijfde en geharde vogelaars elkaar aankeken.
De A28 onthulde in de westelijke graslanden van Arkemheen-oost een niet te schatten immense hoeveel-heid kievit. Een beeld dat zich door heel de polder uitgebreid herhaalde. Niet gedetermineerd, maar later door derden bevestigd zag één van ons waarschijnlijk een grutto. Soms was er een weiland bruin. Oorzaak, goudplevieren dicht bij elkaar door de wei fouragerend. Misschien had de nabijheid van de slechtvalk daar iets mee te maken Die slechtvalk zouden we later op een brede comfortabele paal vanaf de Berencamper-weg zien. Langs die weg, de andere kant op kijkend vanaf de ernaast gelegen parallel kregen we over de weg heen kieviten, ijverige kemphanen, veel wulpen en een solitaire duttende goudplevier te zien. Enig beraad was nodig om dit een goudplevier te vinden. Toen we er uit waren haalde hij z’n kop uit de veren. Een beetje quizmastergenen had hij wel. Soms kwam er een vluchtje kemphanen invliegen, maar spannend werd het toen we enkele kleine dribbelaars ontwaarden, bonte strandlopers. In de zonnige mond van de Schuitenbeek langs de Zeedijk hadden ze ons ook al een tijdje bezig gehouden met een fly-over en gescharrel op de banken. De zonnige watersnippen, op een rijtje onder de struiken langs de oever hielden daar alles scherp in de gaten
Het verspreidingsbeeld van de smienten was nogal versnipperd tot nu toe en daarom togen we richting Nekkeveld om te zien of daar de samenscholingen wat compacter waren.
Dat waren ze niet, maar voor we dat konden constateren kwamen er twee deltavliegers met motor over, die alle ganzen, eenden en steltlopers de lucht in joeg. Zelfs de zeearend ging op zoek naar rust en verdween zwaar wiekend en glijdend over de windmolens naar de provincie aan de overkant.
Nekkeveld in herfst en milde winter is elke dag anders en zo werden onze uitsmijters een op korte afstand jagende vrouw blauwe kiekendief en even later een groepje van vijf veldleeuwerikken, die in het slome winterse gras zo verstoppertje speelden dat we als vogelaars er ons eigen spel van konden maken.