Biesbosch Noordwaard 19-02-2023

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Zanglijster

Het milde februariweer heeft iets weifelends. We rijden onder een plafond van kleine  buien, die er eigenlijk niet hadden moeten zijn. Maar de daglengte, die op onze breedte al ruim twee en een half uur meer is, laat de zanglijster zo zingen dat de lente niet te ontkennen is. Waar de koekoek van de klok het over de dag heeft, houdt de zanglijster de seizoenen in de gaten. Alleen in voorjaar en zomer dan.

De eerste stop op de Bandijk brengt stroken gras met stroken water. Druk bezet met vooral kievit, en klein daartussen enkele tientallen bonte strandlopers. De paar verdwaalde grutto’s kosten wat meer tijd. Een witgatje is tien minuten eerder al in een hoge vlucht verdwenen. Er hangen altijd wel wat kokmeeuwen en stormmeeuwen in beeld. Het massale prupru kent geen onderbrekingen en ook de krakeenden helpen ons naast de wintertalingen om de eerste eendensoorten vast te stellen. Waar je ook je blik laat gaan, altijd zijn er bergeenden. Dat gaat de hele ochtend niet meer over. Enkele reeën op een dijktalud hebben zich er al tijden mee verzoend, ze kijken weg naar sappig gras met madeliefjes.
Elke stop brengt nieuwe soorten en de zingende veldleeuweriken maken ons duidelijk dat de hemel aardig wat lichter aan het worden is. De wolken blijven. Bij de Muggenwaard spoort een deel van ons gezelschap kemphanen op en ook de witte kwikstaart laat af en toe iets horen.
De parkeerplaats van de camping wordt even aangedaan door een groepje staartmezen, voor we een analyse maken van het tuinvogelbestand daar. Huismus en ringmus in één beeld geven aan hoe de camping stad en platteland verenigt.
Het is met windkracht 3 uit het westen niet het favoriete weer van de zeearenden om op de vleugels te gaan en ook kiekendieven zijn zuinig. Alleen een torenvalk wil wel even gaan hangen. Waar de scholeksters langs de dijk zich nu zo druk over maakten, had niet direct onze aandacht, maar wel vloog er achter ons boven de akkers bij het Boomgat een groepje rietganzen. Donkere roep. Toch hadden die scholeksters wel een beetje gelijk, want  midden op het ondiepe water zagen we een demonstratie synchroon water zeven. Met z’n honderden zag het er toch ordelijk uit. Die kluten toch.
Richting museumeiland even een snelle wandeling op het weggetje Ooyevaar, waar vroeger een boerderij stond. Goed zicht op de zandbank in Hardenhoek. Honderden grutto’s in verschillende groepen ook. Een opgewonden vlucht brengt de eerste gruttoroep . Daar sta je even bij stil.
Bij de parkeerplaats aan de Hilweg horen we dat ons deel van de groep net een toppereend gemist heeft.
Een waarneming missen hoort erbij en vaak krijg je het achteraf ook niet mee. Nu dus wel ’n keer.
Hoe dan ook, we gaan verder. De polder Pannenkoek heeft een indrukwekkende verzameling kale boomskeletten staan en op een zijstomp in de zon zit een zonnige slechtvalk. De rust zelve. Op de slikkige bermen voorbij het museum zijn de piepers bijna altijd aanwezig, maar in het parallelle water zijn enkele fantastische nonnetjes aan het eten en dobberen soms. De auto brengt je op deze manier erg dicht bij ware schoonheid. Een beetje gehaast raffelen we in een korte wandeling ook de uitkijkhut van de polder Maltha af met eveneens nonnetjes, maar ook brilduikers. Ook hier zoals bij elke stop met rietkragen reageerde de Cetti’s zanger op ons gezelschap, maar het geluid dat het langst resoneerde, was toch wel de lenteroep van de grutto’s.