Sjef ten Berge schreef:
De navigatie stuurde ons dit keer strak westwaarts door Rotterdam. Via één aquaduct, twee bruggen en drie tunnels bereikten we het begin van de N57. Voorne-Putten dus. Onze afwijking van de route even verderop om onder de rook van Pernis en twee steenworpen verder dan Brielle een grote trap te zoeken, was voor ons doen een ongewone twitchersact. De zijweg van de N218 vinden was onwijs simpel. Het op dat smalle polderweggetje autorijden was een soort schoonheidsprijs voor een varken in de vorm van een modderbad. Zo ziet het er na een bietencampagne uit. Toch was het voor ons wel degelijk een wellnes-uitje. Omdat de trap daar in de schapen-weilanden langs deze Vleerweg al een week naar aandacht en eten aan het hengelen was, stonden we al snel in het gratis modderbad van de opengestampte wegberm. Zelden met zoveel plezier dit ongemak geïncasseerd. Een beetje tech was dit groot uitgevoerde hoen wel, met een zender op de borst en een antennesprietje van twintig centimeter langs de schouder omhoog.
De gezenderde uitzendkracht van Duitse ecologen was in haar zoektocht naar goede leefgebieden ietwat doorgeschoten . Dat grensoverschrijdende was dan wel weer natuur. Alsof we de hoofdprijs van de week kregen, kwam de fouragerende zonnige trap steeds meer richting openbare weg. Schuwheid ziet er zo wel erg bedaard uit. Dat is in Brandenburg bij Berlijn of in Extremadura wel anders. Terug uit de modder moesten we de auto millimeteren langs Fiat500 brede trekkersporen en een dertigtal personenauto’s die meer dan half uit de modderberm staken. Allemaal traptouristen.
Bij Stellendams buitenhaven werden we weer normale vogelaars. Krakeenden zijn overal waar je iets leuks verwacht een soort continuo en met die achtergrond en een leger scholeksters was het even zoeken naar de dodaars, slobeend en wulp. De slikken buiten de dam waren door hoogwater overzichtelijk leeg op de scholeksters na.
Het kuifeendenkleedje op het Zuiderdiep dobberde aan hoger wal lekker uit de wind. Sommige tafeleenden, een enkele slobeend en wat bergeenden lagen ook net uit de wind maar dan in de lengte van de oever. Allemaal ver weg. We waren er snel mee klaar.
Bij de werkhaven langs het noordelijk deel van de Brouwersdam waren de windvaste telescopen in hun element. Je kon ook achter een open kofferdeksel staan om een rustig beeld te krijgen. De geoorde fuut dobberde en viste bij windkracht vier zo dynamisch dat het even duurde voor hij op de foto stond. Maar de wind was ook in ons voordeel. Alles wat dobberde, werd onverbiddelijk damwaarts gedreven en zo deinden aan onze voeten en aan die van de dam plotseling enkele ijseenden en waren niet al te ver in zee de mannetjes eiders, brilduikers en middelste zaagbekken tot op de vierkante millimeter te observeren. Ter hoogte van de Middenplaat hing een zwerm schermen met kitesurfers eronder. Sportief en internationaal gezelschap, maar niet direct waar we op uit waren. Het stoorde nauwelijks want even verderop reden we weer stapvoets strak langs de damvoet om de drieteenstrandlopers en steenlopers tussen de scholeksters op te sporen. Op de vlakke groene wierzone van de damvoet graasden zelfs enkele rotganzen. De juveniele meeuwen blijven een uitdaging.
De kom van de spuisluis is zodanig door een hek omgeven dat het wel op een dierentuin lijkt. En, inderdaad, twee zeehonden in het wateren, een intensief geobserveerde wulp (geen regenwulp), steenloper en een paarse strandloper op de basaltblokken. We deden het ermee.
De dijk bij de Flauwers- en Weeversinlagen gaf ons met de zon van achter een oververtegenwoordiging van bergeenden en slobeenden te zien. De wintertalingen waren wat zuiniger aanwezig. Het aanwezige wit kwam op rekening van knobbelzwaan, maar ook van grote zilverreiger en zevende lepelaars. Twee kluten stonden heerlijk te lanterfanten in de zon. Ver maar, niet onzichtbaar, in het Prunjedras stond collectief wit één grote lange vlek. Niet op naam te brengen tot onze lichte ergernis. Tot enkele speelse zonnestralen ook wat dun zwart onthulden. Opluchting: kluten, zeker twintig.
De verre Prunjepolder weerkaatste de lichte hoge wolken zodanig dat de massaliteit aan de grond alleen door intensief turen te ervaren was. Tot een bruine kiekendief als een soort knuppel in het bekende hok wolken kieften en goudplevieren deed opstuiven. Zo behulpzaam van die kiekendieven. De kalkoenfilet van je broodje zou je zo in willen leveren als je bij excursies op ze kon rekenen. Maar natuur moet ook wel spannend blijven. Toch waren er intussen wat telescopen aan het speuren geslagen en zo konden we op een dikke halve kilometer een slechtvalk op een landbultje de kieviten zien tellen. Daar was hij wel even mee bezig en zodoende hing na vijf minuten alleen de rust in de lucht , naast zowaar enkele keren de jodel van de wulp.
De slotscène vanaf de zonnige zeedijk bestond uit het wat is dit vraagje bij het zien van een lichtgekleurde steltloper in de telescoop. Jawel, zo zwart als hij in de zomer is, zo lichtgekleurd is zijn winterkleed, de zwarte ruiter.
Een fantastisch plasje, aan de andere kant van de provinciale weg bij restaurant de Heerenkeet en van vlakbij te bewonderen is het moerasje dat op de kaart als Pikgat vermeld staat. In enige orde stonden daar tureluurs en kemphanen opgesteld. De laatste al in allerlei licht opzichtige variabele overjasjes. Verder veel berg- en slobeend en slobberende wintertalingen én de altijd wel aanwezige krakeenden.
Na zoveel mooie vogeldrukte hadden we ook nog de westwaartse wind in de rug en kozen ervoor om via de A15 en A27 de files op de A20 die namiddag te vermijden. Zo kon onze tevredenheid nog even voortsudderen.