Sjef ten Berge schreef:
De lange droge en hete zomer is intussen meer dan een mediterrane knipoog. De provençaals gele wegbermen deden ons voor onze veenmoerassen het ergste vrezen en we kregen half gelijk. Vier dagen voor de excursie – voor de zekerheid enige inspectie vooraf – stond het riet hoog en fier. De vlaktes ertussen waren groen als grasland. We kenden die vlaktes van vroeger als watervlaktes. Veen droogt hier beschaafder uit dan klei; niet van die grote dramatische scheuren in de grond, maar nog gastvrij, grasrijk groen. Nog wel.
Donkere veenranden langs de rietvelden en soms slikkige zandplaatjes waren in de buurt van de Hogedijk een domein van krakeend, wintertaling een enkele wilde eend en ijverig prikkende watersnippen.
Op de dijk zelf deed de drukte van ons vogelaars met zes auto’s en drie fietsen ogenschijnlijk weinig met de
gemoedsrust van een verre dodaars, de prikkende snippen en zelfs een bonte strandloper. Althans op dit
vroege zondaguur waar vogelhonger op waterniveau een andere betekenis had dan op de dijk bij de
toeschouwers.
De haast om de wandelvoorhoede van ons intussen gesplitse gezelschap te bereiken werd rijk beloond. Nog
geen honderd meter voorbij het begin van de wandelroute waren de rietpluimen her en der bezet met
spiedende paapjes. Alle leeftijden lieten zich zien in de wedstrijd verdwijnen en weer opgespoord worden.
De wat saaie route met veel hoog riet naar de noordelijke delen werd steeds verlevendigd door de paapjes,
maar ook enkele rietgorzen lieten hun ijle ziiiiw-roepjes horen. Losse groepjes lepelaars en een bruine
kiekendief waren verre vliegers boven het riet.
In de noordhoek, veel water daar, hing een halve stadswijk aan grauwe ganzen een beetje relaxed rond.
Soms gingen een of twee families een eindje vliegen onder luid gegak. Een groepje Canadese ganzen en
een groep brandganzen zat op de oevers. Ook zo’n zestig lepelaars stonden daar, maar met een duidelijk
gevoel voor orde, in een rij-achtige groep. Ook hier uitstapjes van families naar voedselplekjes.
Zodra we een slikrand zagen, het riet was hoog, waren de eerste scharrelaars, die we herkenden de
watersnippen. Uiteindelijk kwamen daar dan de oeverlopers, witgatjes en tenslotte zelfs enkele bosruiters
met een vette wekkbrauwstreep bij. Tussendoor zat een bruine kiekendief een kwartier lang z’n haaksnavel
door een voor ons onzichtbare prooi te trekken. Beetje eng, want in de buurt zagen we ook overschotten van
brandgans. De vogelpest leek niet helemaal geweken hier.
Drie rietgangen verder was ons op een kleine verhoging weer een uitzicht op enkele kemphanen en kieviten
gegund. We hebben het officieuze record vogelaars per vierkante meter stevig in ons bezit. Het hoge riet
geeft buiten de kijkplaatsen weinig uitzicht, maar een groot voordeel is ook dat de verstoring door wan-
delaars kleiner is. Samen met de honger die steltlopers na een nacht vliegen hebben betekent dat er
tenslotte toch veel te bewonderen was. De laag scherende boerenzwaluwen lieten lieten ons regelmatig
omhoog kijken. De hoog passerende gierzwaluw bleef zodoende niet onopgemerkt.
Uit een enkele tureluurroep bleek dat we niet alles in beeld hadden gekregen, maar met het beeld van niet
schuwe overijverige watersnippen nog op het netvlies keken we na afloop tevreden uit over rietvlaktes.
Zo 04 – 09 – 2022 8.00 – 13.30u Driebergen c.q. Hoge Dijk Zevenhoven
Temp: 18 → 25 °C Wind ~ 1 Bft Z Bew: 0 → ¼