Voor zijn jarenlange inzet voor akkervogels ontving Ben Koks van de werkgroep Grauwe Kiekendief onlangs de Heimans en Thijsse Prijs. Hij is onder meer de bedenker van de vogelakker. Een topmaatregel voor de kiekendief, patrijs en velduil, zegt hij trots.
Eind jaren tachtig was de kiekendief vrijwel afgeschreven. Een enkel broedpaar werd nog geteld. Dat was het moment dat de werkgroep Grauwe Kiekendief werd opgericht. Ben Koks was initiatiefnemer en sindsdien de drijvende kracht achter de natuurorganisatie. De kiekendief moest behouden blijven.
Maatregelen werden bedacht, nesten beschermd, akkerranden ingezaaid, zogeheten vogelakkers ingericht. Dat samen met boeren, loonwerkers en tientallen vrijwilligers.
Dit jaar werden 61 broedparen van de kiekendief geteld van 4 verschillende soorten. Daar zat zelfs de steppekiekendief bij. Dat kwam breeduit in de media.
Trots op nest kiekendieven
De kiekendief is terug van weggeweest, zegt Koks (54). Dit seizoen was echt top. “Moderne landbouw en akkervogels, het kan best samengaan. Moet je natuurlijk wel de goede maatregelen nemen. Akkerbouwers die op hun bedrijf een nest kiekendieven ontdekken, zijn apetrots. Moet je ze horen als het paartje het volgende seizoen bij de buurman bivakkeert … Boeren hebben geen hekel aan de natuur.”
Koks ontving onlangs de prestigieuze Heimans en Thijsse Prijs. De prijs wordt om de twee jaar toegekend aan personen of organisaties die zich verdienstelijk maken voor de natuur in Nederland. Koks kreeg de prijs voor zijn decennialange inzet voor de bescherming van boerenlandvogels. Zijn werkgroep is vooral in de akkerbouw in Noord-Nederland actief.
Koks had eigenlijk boer willen worden, maar ja, zijn vader was timmerman. Dan moet je toch wat anders gaan doen. Hij is natuurbeschermer geworden en richt zich met zijn werkgroep Grauwe Kiekendief vooral op het behoud van de akkervogels. De kiekendief, patrijs, veldleeuwerik, velduil; ze horen bij Nederland en dus moeten ze behouden blijven.
Wat betreft de kiekendief is hij tevreden. De roofvogel is terug. Hij wil eigenlijk een positief verhaal vertellen. Toch klinkt een maar. De echte akkervogels hebben het verrekte moeilijk. Kapitaalkrachtige melkveehouders, vaak met veel geld uitgekocht in andere delen van het land, zorgen voor vergroening van de akkerbouwregio’s. Er blijft steeds minder plek over voor de patrijs en velduil. Minder plek om te broeden, te foerageren en te schuilen. Er is geen kruid tegen gewassen.
Agrarisch natuurbeheer
Nog een maar. Geen twijfel over, hij is aanhanger van agrarisch natuurbeheer. Boeren kunnen wel degelijk natuurbeheer inpassen in hun bedrijf, maar de keus om de hele organisatie neer te leggen bij zogeheten collectieven vindt hij rampzalig. “Ik was daar ook voor, heb erover meegepraat, sorry. Het pakt dramatisch uit. Boeren draaien aan de knoppen, maar ze snappen niet echt hoe de natuur in elkaar zit. Hun bedrijf gaat altijd voor. Die collectieven, we hadden het echt nooit moeten doen.”
Liever praat hij over vogelakkers, het fenomeen is door hemzelf bedacht. Het gaat om percelen met luzerne van minimaal 4 hectare, afgewisseld met brede stroken braakland. Boeren die meedoen, krijgen daarvoor een flinke vergoeding. Het werkt, zegt Koks. “Het gaat inmiddels om 1.000 hectare in Nederland. Elk jaar komen er vogelakkers bij. Goed voor de vogels, maar ook voor de bodem. Alle betrokken partijen zijn enthousiast.”
Afzet in de regio
Natuurinclusieve landbouw, hij vindt het een verschrikkelijk begrip, maar weet vooralsnog geen betere benaming. “We moeten wel toe naar zo’n vorm van landbouw. Extensiever, met gewasrotatie, naar een bouwplan met meer zomergranen, mosterdzaad en veldbonen. Minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Dat is goed voor de bodem én natuurlijk voor de biodiversiteit.”
Er moet goed over worden nagedacht, zegt hij. Niet zoals nu gebeurt door ambtenaren, bestuurders en wereldvreemde adviseurs, maar door wetenschappers die alles weten over landbouw en natuur, met gevoel voor de praktijk. “Die vind je op de universiteiten in Wageningen en Groningen. Zij moeten het voortouw nemen en een model ontwikkelen. En dat vervolgens verder uitwerken met boeren.”
Voor de landbouw is daar best geld mee te verdienen, zegt hij optimistisch. “De sector moet zich richten op afzet in de regio. Met de prijs komt het dan vanzelf goed. Stop met dat gesleep met voedsel over de wereld. Daar wordt niemand beter van. Boeren niet, de natuur helemaal niet.”