Landje van Geijsel & Waverhoek – 6 april 2019

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Blauwborst

Vanuit de auto werd de verre sluier van grijs licht en micromotregen slechts onderbroken door een sperwer ter hoogte van Schiphol. Een voorstop langs de Amstelweg met een kijkje in de Bullewijkerpolder is niet alleen routine maar ook verstandig. Deze natte veenpolder, met om de vijftig meter een sloot om het land boven water te houden, is verder alleen in gebruik bij de natuur. Verspreid, zoals dat hoort bij territoriale weidevogels in de juiste staat van genade, schuifelden grutto’s, riepen scholeksters, zaten kieviten, gakten ganzen en loerde een kraai.
Met deze voorstop kregen we niet direct het volle geweld van Geijsel over ons heen en toen even later de Amstelzijweg tussen gebukte wintertalingen ook een dommelend paartje zomertalingen onthulde waren we klaar voor het zware werk bij de kijkhut.
De helft van het draslandje was blijkbaar al leeggegeten en overzichtelijk leeg. Hier een daar kleefde een los veertje en dat was het. De andere helft deed het beter. Allereerst stond je, om er zicht op te krijgen, om de hoek van de hut uit de wind, wat de rust bij het turen zeer ten goede kwam en vervolgens was de eerste blikvanger een cluster van wadende en poerende grutto’s. Grauwe exemplaren, normaal gekleurde en tenslotte ook de heftig roodbruin aangezette individuen, waarbij je op de overgang van borst naar flank de zwartrood-streping over zag gaan in zwartwit. IJslanders dus, waarbij de vraag rijst of de groep gemengd was of uit louter IJslanders bestond. De watersnippen leken wel gedomesticeerd, zo gemakkelijk stapten ze als kippen van zuringpollen naar gele grasrandjes. Ook met de aantallen was niets mis. Als je geluk hebt krijg je soms van eerdere bezoekers aanwijzingen. Tussen de watersnippen, maar veel lastiger in de dekking van kort uit elkaar staande zuringpollen zaten twee niet-watersnippige verstekelingen. Zoveel geluk en dan ook nog in tweevoud. Bokjes, kleiner en proppiger dan de snippen, en met bijna oplichtende dikke goudgele rugstrepen niet te verwarren. Na vijf minuten werd ons een korte blik gegund op de nog kortere snavel en verder ging het geprik en gesmak. Ademloos kun je ernaar blijven kijken en zoeken. Want, een keer met de ogen knipperen kon ze zomaar onzichtbaar achter wat uitbottend loof verbergen. De andere fenomenen verbleekten een beetje bij dit bijzondere schouwspel, maar er kwam nog een derde zomertaling in beeld en twee niet te remmen kleine plevieren trokken met hun baltsvluchten lange lussen over het moerasje. De intens donkergroene koppen van de slobeenden brachten ons op het idee dat we ook zelf het hoofd erbij moesten houden. Waverhoek wachtte en met een laatste blik, die een lichte verslaving in zich had namen we afscheid van de bokjes. Kunnen die ook niet eens op een Eurobiljet? Op naar het moeras van de polder groot Mijdrecht.
Uit de rietkragen langs de wandelroute sprongen soms de zingende blauwborsten als vlooien omhoog of bleven op rietpluim of lisdodde met de borst vooruit nog een extra couplet eruit gooien. We hebben ze niet geteld, maar een schatting van 15 territoria is een redelijke en overlegde schatting. Eindelijk hadden we hier wel wat meer tureluur, zelfs een marginaal witgatje en een klein eskadertje kleine plevieren. De introductie werd helemaal boeiend door en viertal torenvalken, dat enkele patrouillevluchten langs onze groep uitvoerde.
Ruim zestig kluten waren in groepjes of alleen pluu pluu aan het roepen. We kennen het geluid maar met dit weer laat je je dan toch verleiden om even rond te kijken of er geen bui in aantocht is. Toen de geluiden ineens veranderden in een melodieus brabbeltaaltje ging binnen een paar tellen alles op de vleugels. Dat was nodig ook want het duurde drie, vier stootduiken voordat de vrouw havik de jacht naar elders verlegde en de rust weerkeerde.
We liepen naar achter, de dijk rond het fort Botshol op. Ook daar wachtte ons weer een treffer in de vorm van een mannetje krooneend die bewakingsbaantjes trok langs een voor ons onzichtbaar nest.
De roodborsttapuiten, de al eerder genoemde blauwborsten, de rietzangers en rietgorzen krakeelden door elkaar heen zodat we alle kans kregen ons geheugen voor vogelzang bij te stellen. Zelfs de winterkoning, heggemus en roodborst lieten zich in enkelvoud horen, maar het werd voor ons pas helemaal lente toen
twee boerenzwaluwen op drie armlengtes ons diep in de ogen keken bij het langsvliegen. Het gejubel van de zanglijster bij thuiskomst was helemaal terecht.