Leersumse Veld – 9 maart 2019

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Zanglijster

Na bijgestelde voorspellingen en stevige regen in de nacht was de buienradar voor midden Nederland op zaterdag een en al optimisme. Ook de jubel van de zanglijster nam een loopje met het eerder vertoonde morgenrood, dat water voorspelt. Ver achter de zanglijster hield ook de grote lijster zich evenmin in.
Langs het Breeveen oplopend hoorden we eerst in flarden, maar al snel als lange strofen de elkaar tegen-zingende boomleeuwerikken. Toen ze zich lieten zien, bijna recht boven ons gezelschap konden we ons verbazen hoe zo’n zanger plaatsvast de straffe wind op dertig meter hoogte tartte. Zo’n korte staart en dan deze vliegkunst. Zo kwamen we vertraagd bij het hoofdpad waar we een KNNV gezelschap konden begroeten. Als aan een elastiek bleven we een tijdlang enkele honderden meters uit elkaar. Dat touwtje had alles te maken met de roodborsttapuiten, die in de aangrenzende heidevlakte driejarige dennetjes en braamstaakjes als kijkposten afwisselden. Door de haaks aansluitende paden voelden ze zich wellicht een beetje door kijkers ingesloten maar terreinbinding won het van hun argwaan zodat we een prima schouwspel hadden.
Verder langs onze inmiddels gesplitste routes doorkruisten we het ene territorium na het andere en dat kregen we te horen ook. IJle zangetjes, roepjes en korte vluchtjes lieten geen twijfel over de eigendoms-rechten van de roodborsttapuit ter plaatse.
We hadden de tweede plas al aardig van opzij  toen een attente speurder de klapekster aankondigde. Op een kleine struik, minimaal dennetje iets hoger dennetje en dan weer een lage boomtop. Hij wist de kijker in beweging te houden en misschien duidt het ook wel een beetje op verstoring. Toch zat hij rustig  genoeg om alle details van het verenkleed vast te stellen tot en met het smalle wit van de buitenste staartpennen.
Op naar de derde plas, waar zelfs in de lichtgekleurde pijpestrootjeszoom nog een roodborsttapuit foura-geerde. Het is te hopen dat de nestplaats mettertijd iets hogerop komt te liggen. Speculeren op weer zo’n droge zomer kan lelijk verrassen. De plas zelf was zo saai dat we een beetje blij werden van één paartje kuifeend tussen een tiental wilde eenden en een handvol meerkoeten. De mooie tijd met geoorde futen en dodaarzen is nog onderweg.
Bij de terugweg langs de noordzijde hield de bebossing ons uit de wind.  De boomkruiper, boomklever en zwarte specht moesten zichzelf maar uit de wind houden. Aldus verstopt konden alleen met roep of zang vastgesteld worden. De staccato zang van de glanskop, een riedeltje kuifmees een niet helemaal volgens het boekje zingende zwarte mees zaten ook zo verborgen in het windvrij dichte dennenloof, dat er geen visueel genoegen aan te beleven viel.
Dat we van de vijf mezensoorten slechts de koolmees en de pimpelmees ook werkelijk in beeld hadden en de goudvinken zich schuilhielden deerde minder omdat we evengoed een blije vroege lentemorgen beleefd hadden in dit bijzondere landschap. Dat idee werd niet minder toen ’s middags de weerkaart zeven depressies boven noordwest Europa liet zien waar wij niet onder geleden hadden.

Temp: 9  → 10 °C Wind  5 → 6 Bft W Bew:  1 Geen neerslag