Sjef ten Berge schreef:
Direct bij het uitstappen aan de buitenhaven van Stellendam was het al anders en ongewoon. Na honderd meter op de havendam geen natte neus maar een onwerkelijke drang om de rits of de houtjes touwtjes wat losser te doen. Nauwelijks wind bij ongeveer zes graden liet ons relaxt naar de misschien wel honderden tureluurs, wulpen, zilverplevieren, bonte strandlopers, tetterende scholeksters en zelfs een duttende kluut kijken. Deze dutter had een lijfwacht van een stuk of vijf bergeenden rond zich, wat z’n opvallendheid flink verminderde. Zeker op de vlakte van Kwade Hoek raakt een slechtvalk behoorlijk in de war als hij dat gecompliceerde tafereel ziet. Bij de havenuitgang zat een eenzame smient te posten tussen de basaltblokken.
Het Zuiderdiep aan de andere kant van de Snijderweg was gewoontegetrouw gevuld met rest van de smienten ter plaatse, met wintertalingen, slobeenden, onwaarschijnlijke aantallen tafeleend en ook nog twee vrouwen grote zaagbek.
De enige tegenwind even later kwam doordat we met de auto naar de werkhaven aan het noordgedeelte van de Brouwersdam reden. Nu konden we van dichtbij zien hoe glad en grijs de Noordzee over de werkhaven heen erbij lag. Het licht was net zo vaag als de wind. De scheiding tussen hemel en aarde in de verte moest je raden. Dat raden was snel voorbij toen in het grijs een linietje van zes roodkeelduikers voorbijdreef. Even later, met enig turend geduld, kwam daar in tweevoud de fors grotere parelduiker, met z’n lichte flankvlek bij.
Toen daarna ook de ijsduiker zich meldde beseften we dat het ontbreken van de wind een fantastische bondgenoot was. Geen gedein van het water en geen gebibber aan de telescoop. Een poetsende zeekoet dreef ook zo maar wat rond toen de eerste kuifduikers uit het grijs gepeuterd werden. Met de dodaars van Stellendam was de futenlijst al begonnen. Ver naar het noorden kon na een uitgebreid groepsgesprek de roodhalsfuut ook vastgesteld worden. Toen we er aan gewend geraakt waren dat de uitgekleurde eider- mannen niet dichterbij kwamen verkasten we een halve kilometer zuidelijker, waar tussen de eiders en middelste zaagbekken met enige vasthoudendheid ook brilduikers te vinden waren. Zwarte zeeeenden kregen even de volle aandacht toen aan een paartje op korte afstand zelfs de knobbel van de mannetjes-snavel te zien was.
Bij de spuisluis, die tegenwoordig ook royaal zeewater inlaat ten gerieve van het ecosysteem in de Grevelingen was bij wijze van spreken nog één kijkplek over. Zeer ruime belangstelling dus. Er kwam flink wat water naar buiten wat door de roodkeelduiker als een onweerstaanbare uitdaging ervaren werd. Zelf raakten we licht opgewonden van twee aalscholvers met een kuifaalscholver ernaast op het basalt terzijde van de spui-opening. Die opwinding wilde ook niet overgaan toen drie kanoeten vanaf datzelfde basalt wegvluchtten en een koele groenpootruiter zich daar niet uit z’n concentratie liet halen. Het rennen van opgewonden drie-teenstrandlopers in de verte op het strand en de wat rustiger steenlopers gaf ons weer een normaal rythme, maar dat duurde kort. Op de gele betonning ver in zee was een grote stern neergestreken.
We probeerden nog met speuren naar een dwergmeeuw de geest scherp te houden maar een soort verzadigingsmoeheid was sterker dan wijzelf en dus besloten we tot een verplaatsing naar de Prunjepolder.
De Flauwershaven bij de Heerenkeet had een ijsvogel die vanaf een kadeladder werkte. De plek bevalt hem goed. Hij wordt er vaker aangetroffen. Het windstille weer verlokte enkelen tot een buitenverblijf op het niet aanwezige terras. Ze werden beloond met een langsvliegende slechtvalk.
Iedereen keek weer helder toen we de Heerenkeet verlieten en de Prunje en omgeving monsterden. De onmin tussen een bruine kiekendief en een buizerd bij de entree vanaf de dijk werd alleen door de achterhoede opgemerkt, maar het wolkje kramsvogels was er weer voor iedereen. De slikken oostelijk van de Prommelsluis nabij de polder werden bevolkt door een verdraagzame mengeling van kievit, wulp, kemphaan, bonte strandloper een zwarte ruiter, tureluur en een groepje van meer dan tien kleine strandlopers. De laatste waren klein genoeg om zich steeds maar weer te verstoppen. De staartpartij van één kievit verborg soms twee lopertjes. Voor de echte tellers een spannende opgave.
Tegen halfvijf ging echt het licht uit en via Zierikzee koersten we met een barstenvolle lijst op huis aan.
Za 06 – 01 – 2018 8.00 – 18.00u Driebergen
Temp: ~ 6 °C Wind ~ 1 Bft NO Bew: 1 ’s Ochtends dampig ook boven zee. Later beter maar niet ideaal licht.