Sjef ten Berge schreef:
Na onze januari-excursie van 2020 was dit de eerste “Zeeland”-tocht om het voorbij zijn van de pandemie te vieren. De “natte” eerste zes dagen (26,2 millimeter regen) van het Nieuwe jaar waren wel een beetje symbolisch voor de droevigheid van die voorbije 23 maanden. De soepele autorit naar Stellendam was een verademing vergeleken met het moeizame rijden op werkdagen rond Rotterdam en doet vermoeden dat de benzineprijs die de particulier moet betalen de bijl vooral in de privékilometers zet.
In Stellendam, bij zuidenwind aan hoger wal, was de haven een leuke binnenkomer met tureluur, dodaars, krakeend en een paar vinken, buiten de alom aanwezige meerkoeten. Over de dam zagen we wat Laag Water in de praktijk daar betekende. Veel eindeloze vlakte met ergens een grote plas en heel veel kierewietende scholeksters op driehonderd meter. Zowaar ook nog een clubje kluten, wulpen en een zilverplevier op waarneemafstand. Met de telescoop dan.
Het Zuiderdiep had verstopt tussen de meerkoeten wat kuifeenden en zowaar twee tafeleenden. We moesten wel van de dijk af om de teisteringen van de wind beperkt te houden.
Beetje bij beetje en soms veel kwam de middelste zaagbek al bij het noordhaventje van de Brouwersdam in beeld. Het groepje paarse strandlopers even verderop hield ons langer staande. Hoe je schutkleur kunt hebben voor het asfalt/basalt van de dam is toch wel enige voorzienigheid van de evolutie geweest. Ze hadden daar op de dam gezelschap van steenlopers, die met hun gezellige melodieuze roepjes overal door de wind heen te horen waren, ook waar niet direct een stenige ondergrond was. Zodra ergens een plukje wier op het zand lag, zat er een steenloper aan te plukken.
De spuisluis in de dam had na de vele regen behoorlijk wat werk. Kolkende maalstroompjes. De zeehonden lagen er met open mond naar te kijken en het was aandoenlijk om te zien dat zij en de aalscholvers niet gestoord door elkaars nabijheid in dezelfde vijver aan het vissen waren. Rosse grutto’s, wulpen, natuurlijk scholeksters en een raadselachtig groepje dat we niet snel genoeg op naam konden brengen keken met ons en ook in de zon naar het woelige water. De statistieken doen vermoeden dat de onbekenden wel eens bonte strandlopers kunnen zijn geweest. Zekerheid is wat anders.
Op naar de jachthaven van Scharendijke waar de noordoever van Schouwen in het luwe water misschien wel fuut- en zaagbekrijk zou zijn. Eén middelste zaagbek, wat kuifeenden, verre futen en dit keer gezapig dobberende meerkoeten waren niet direct een bevestiging van onze verwachtingen.
Dan was de westelijke punt van de Prunje met een alert internationaal mengsel van vogelaars heel anders. Dat mag ook wel als er vijf strandleeuweriken voor de lenzen zitten. Even dachten we ze in het hoge gras kwijt te raken, maar tussen de hoge pollen kwamen ze soms naar boven klimmen.. Het rumoer op een hoger niveau van duizenden en duizenden kieviten en vooral goudplevieren was immens. Wat een slechtvalk bij hun en bij ons losmaakt loopt enigszins parallel. De inlagen waren rustig op een groepje van twintig lepelaars na.
Vlakbij ons restaurant konden we nog even de dunne snavel van de zwarte ruiter inspecteren. Het leek wel of er iets niet mee in orde was.
Eindelijk dan konden we na de pauze onze eendenlijst compleet maken met wintertaling, slobeend en pijlstaart. Hoe een paar smalle richels slik in de plasjes langs de Tellersweg vol kunnen zitten. Kemphanen, bonte strandlopers en een almaar groeiende leger goudplevieren. Watersnip zagen we niet, maar die waren al eerder in beeld geweest. Het kijkscherm langs de Slikweg gaf in het steeds minder worden licht toch nog een zilverplevier prijs en naast bonte strandlopers ook enkele kleine strandlopers.
Toen om tegen vieren werden we huiswaarts gedreven door de voorspelde regen.