Veluwemeer – 26-10-2019

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Krooneenden

Op de laatste zwoele dag van een milde herfst wilden we vaststellen of het winterbeeld oostelijk van Flevoland al een beetje ingevuld was en ook of we als onderdeel daarvan de kleine zwanen al met eigen ogen ergens konden vaststellen. De eilandjes van Knarland aan het oostelijk begin van de Knardijk schermen de noordhoek van het Wolderwijd ter plaatse af tegen al te opdringerig golvend water. Buiten het broedseizoen kun je daar een dobberend tapijt van kuifeenden aantreffen. Dat tapijt is een zoekobject voor andere soorten. De in flinke aantallen aanwezige krooneend hield zich vooral aan de buitenkant van dit eendenkleed tegen de rietrand op. Het comfort van luwte en meer dekking deint veiliger denken ze. Overigens zaten er ook exemplaren in kleine samenscholingen tussen de massa, samen met nu eens een slobeend, dan weer wilde eenden. Futen waren binnen of buiten het gedobber voor zichzelf bezig. Soms triomfantelijk met een visje. Het speuren naar een witoogeend werd niet beloond. Verderop bij het kijkplatform van de Biezenbucht kwamen een paar klagende buizerden omhoog in de wind, maar zakten daarna snel weer uit de wind naar beneden het moeras in. De torenvalk achter ons hing tegen de zuidenwind in te hangen boven de helling van de dijk- die houdt wél van tegenwind- en in een luw hoekje van Harderbroek dromde een viertal grote zilverreigers samen. Misschien net gearriveerd, of misschien in competitie op een interessante voedselplek.
Het gemaal langs de Harderbosweg en de bosschages rond de haven daar waren een oase van rust als je aan de goede kant zat. Witte kwikstaarten, enkele koperwieken, een roepende heggemus en een schrille ijsvogel strak over het water snorrend boden enig spektakel. In de jachthaven een halve kilometer verderop nog zo’n strak vliegend exemplaar, maar ook in grote aantallen de tafeleend, die opvallende vaak op wat ruwer water te vinden is dan de kuifeend. Ook hier zaten er kleine plukjes krooneend tussen door. Intussen bleef de zuidenwind krachtig en zwoel en toen er een soort halfzon begon te schijnen hoorden we zowaar driemaal de tjiftjaf zingen. Een sterkere belijdenis van zwoelte konden we ons niet denken.
Weer verder langs de Harderdijk begonnen de monotapijten van meerkoeten. Als zo’n leger te ver van de wal kwam dreef het langzaam windafwaarts gratis naar de volgende pleisterplaats. Verder werd helaas elk groot wit gevaarte op het water in de verte geïdentificeerd als knobbelzwaan. Drie enorme meerkoetvlekken verder bijna ter hoogte van Biddinghuizen was er langs de dijk een fourageerplaats voor trekkende vinken. Die kwamen vanuit de lijzijde van oeverbos buitendijks speuren op klinkers en in het gras. Allemaal vink in onrustige setting, want om de paar minuten kwam er wel een auto door hun ontbijt rijden. Aandachtig speurwerk bracht ook een paar kepen onder de aandacht. Vooral aanvliegend waren ze duidelijk te onderscheiden. Dan moest er al wel een tijdje geen auto-onrust geweest zijn. Haantjes de voorsten waren het zeker niet.
Over het water tegen de Gelderse kust dreef heel veel knobbelzwaan en om ons een beetje te troosten een paar zwarte zwanen. Op naar Elburg en erover richting Nunspeet om bij de jachthaven Polsmaten vanaf de oostkant de zwanen de inspecteren. Het is wel eens rustiger aan dit strandje dan nu in de matige wind met zo’n honderd plankzeilers voor je lens in de weer. Gelukkig heeft de vogelaar bij het kijkscherm de surfende meute in de rug en dat is dan ook het enige geluk aan dit bouwsel. De onmogelijke hoogte van de kijk-openingen maakt zowel het staande turen als het uitgerekt van de bank omhoog reiken naar beeld tot echte kijksport.
Maar, we werden beloond. Op de kleine slikkige zandvlakte tussen moerasvegetatie troffen we waterpiepers aan. Samen met de brilduikers was dat een voorzichtig begin van winterbeeld.
Gematigd tevreden konden we zodoende op huis aan.