Sjef ten Berge schreef:
Beetje lodderig nagestaard door twee zonnige houtduiven van het Seminariepark haastten we ons naar de A12 en de A2 om van elk uurtje zon deze ochtend te gaan genieten.
Direct na het hek in Waverhoek een klein puzzeltje in een rietpluim, althans voor sommigen. Anderen zagen meteen dat het een vrouwtje rietgors moest zijn. Geen witte vleugelstrepen, dus geen dwerggors, die een enkele keer uit Lapland kan komen aanwaaien. Het moeras lag erbij alsof er geen 45 millimeter regen recentelijk over uitgestort was. Geen badkuipvlakte maar rietrandjes, waadwater en slijkruggetjes alom.Terwijl we de verspreide groepjes watersnippen in beeld kregen was er één scherpe waarnemer, die niet meedeed met het tunnelkijken. Zo konden we van ver de visarend uit het noorden aan zien komen roeien.
Subtiel was het knikje dat hij in z’n koers aanbracht om onze groep wat achteloos vanaf honderd meter te inspecteren. De volle zon, de zwarte banier langs z’n hoofd en hals en de rustige vleugelslagen gaven ons het idee dat we een natuurprijs gewonnen hadden.
Een porseleinhoen bracht de aandacht weer op een ander niveau. Een trage slalom tussen de lisdoddes hield hij wel een kwartier vol. Af en toe ging een groepje watersnippen de vleugels even strekken zodat hun achterblijvende soortgenoten de ogen toe moesten knijpen tegen het verblindende wit van de onderdelen. Intussen was een groepje lepelaars een prima baken om de verschillende witgatjes, oeverlopers, witte kwikstaarten en kemphanen met elkaar te bespreken. Ver naar achteren kon zelfs een tapuit als verstekeling in de drassige weide waargenomen worden.
Een geniepig zeilende sperwer had al eens de aandacht getrokken, maar een grote en twee kleinere haviken opschroevend en spelend boden naast torenvalk, buizerd en kiekendieven een welkome afwisseling op het telescoopgetuur. Hoewel een jagende kiekendief in de volle zon door de telescoop bespied een schilderij van roomkleur, geel en donkerbruin is.
Eenden in eclipskleed zijn niet direct een feest voor de waarnemer, maar het werd wel sport toen er tussen de wintertalingen een afwijking te zien was. Met het boek erbij kwamen we onverbiddelijk uit op een zeer gedekt gekleurde zomertaling. Dan hadden de twee andere porseleinhoenders meer kleurenschoonheid.
De zwarte ruiter hielp ons een handje door even te roepen alvorens hij achter een randje verstopt ging zitten. Met z’n gele poten en zwart-grijze veren was hij al halverwege z’n winterkleed.
Uiteindelijk namen we afscheid van het terrein met een witgesterde blauwborst, die in de beginhoek van het moeras foerageerde en daarbij gezelschap had van twee juveniele kemphanen en het al eerder gemelde porseleinhoen.
Toen we wegreden durfden we niet meer om te kijken, omdat we echt naar huis moesten.