Zouweboezem – 1 juli 2017

Sjef ten Berge schreef:

© GMD

Steltkluut

De regen was randje annuleren en met nabeelden van de buienradar in het achterhoofd en ruitenwissers van voren gingen we op weg. Nagestaard door enkele toevallige appelvinken naast het parkeerterrein.
De Achthovense waarden met veel grijs slik hadden rustende en zevende lepelaars, een bergeendencrèche, enkele scholeksters en nog wat andere kleuren grijs vanwege de brandganzen en witte kwikstaarten.
Het aarzelende licht en water hielden overigens de zangertjes goed aan de praat. Grasmus, rietgors, zwartkop, tjiftjaf en rietzanger lieten elkaar wel rustig uitzingen. Dat maakte onze registratie en discussie over wat we gehoord hadden overzichtelijk. Op naar de Boezemweg.
Bij het indraaien op de nattige parkeerplaats misten we op een banddikte na een Amerikaanse rivierkreeft.
Eén voorzichtige vinger op z’n staart was genoeg voor het opgericht spreiden van z’n indrukwekkende schaarpoten. Dat zag er ook uit als een welkom en dat lieten we maar zo.
Terwijl de purperreigers ons links en rechts passeerden was het moeras bij de parkeerplaats de thuisbasis van enkele jonge torenvalken, veel grauwe ganzen en een snorrende ijsvogel. Na de tiende uitbarsting van een Cetti’s zanger was een witgatje niet meer te houden en probeerde uit ons blikveld te vliegen. We liepen verder zuidwaarts werden even staande gehouden door een snor en hadden bewondering voor de ijver waarmee de mannetjes koekoeken waakzaam en aanwezig bleven. Intussen wolkten de putters in honderden aantallen op en neer over een gerooide en verruigde voormalige boomgaard. Ze hielden het even voor gezien toen een relaxt wiekende bruine kiekendief op tachtig meter aan ons voorbijschoof.
Vóór we bij het kijkscherm waren kregen we ruim zicht op het zwarte stern gebiedje met alle fasen tussen jonge pul en al uitgevlogen exemplaren. Toch opmerkelijke leeftijdsverschillen per nest. Het sperren en gevoerd worden was een spektakel op zich, maar ook de herkomst van het voedsel was bijzonder. De vliegen werden door de tientallen ouders al kruisend tussen roodbonte koeien uit de lucht gesnapt.
Toen we tenslotte ook nog ouders stelkluut met drie dartele pullen over het slik van de boezem hadden zien stappen, moesten de smient en de wintertalingen ons er op attent maken dat we in Nederland waren.
De stiekeme sperwer over het riet op de terugweg en een vliegend linietje van vier purperreigers sloten ons onverwacht boeiende vogelochtendje af.